Telefonie

In een telefoontoestel word het geluid (bestaande uit luchttrillingen) omgezet met behulp van een microfoon in een elektrisch signaal. Dit elektrische signaal word door kabels of radioverbinding naar een telefooncentrale gestuurd. Vanuit deze telefooncentrale word weer verbinding met een ander telefoon toestel gemaakt.

Tegenwoordig heeft bijna iedereen wel een mobiele telefoon waarmee je zonder enige problemen de hele wereld over kan bellen. Vroeger was dit zeker niet het geval. In 1915 waren er in Nederland 75000 abonnees op het telefoonnet aangesloten. Voor elke telefoonaansluiting moest een apart kabelpaar worden aangelegd naar de centrale, je kan je voorstellen dat dit heel veel werk was. Verbinding krijgen tussen twee telefoons ging ook nog niet automatisch, er werd naar een telefooncentrale gebeld, waar een telefonist(e) zelf met de hand de verbinding moest activeren. Dit gebeurde op sommige plaatsen tot de jaren vijftig.

Hierna kwamen pas de automatische telefooncentrales: de beller roept de verbinding op met een kiesschijf die stroomimpulsen naar de kiezer in de centrale stuurt. In Nederland werd de eerste automatische centrale in 1925 in Haarlem geopend, pas in 1962 waren alle telefooncentrales in Nederland geautomatiseerd. Nederland was hiermee het tweede land dat volledig geautomatiseerd was op het gebied van telefonie.